Instapeisen:
Game development: Het proces van het creëren en ontwikkelen van digitale spellen, inclusief ontwerp, programmering en productie.
Game engine: Een softwareplatform dat ontwikkelaars helpt bij het bouwen en implementeren van games door tools en functies te bieden.
Assets: Grafische, auditieve en andere bronnen die worden gebruikt in een game, zoals afbeeldingen, geluiden en modellen.
Gameplay: De interactie en ervaring van spelers tijdens het spelen van een game, inclusief regels, acties en uitdagingen.
Level design: Het proces van het maken van de speelbare omgevingen, lay-outs en uitdagingen in een game.
AI (Artificial Intelligence): Geautomatiseerde logica en algoritmen die de acties en besluitvorming van niet-spelerpersonages in een game bepalen.
Prototyping: Het creëren van een functioneel voorbeeld van een game om concepten, gameplay en mechanica te testen en te valideren.
Game mechanics: De regels, interacties en systemen die de gameplay en spelervaring in een game bepalen.
Multiplayer: Een spelmodus waarin spelers samen kunnen spelen en communiceren via een netwerk of internet.
Monetization: Het genereren van inkomsten uit games, bijvoorbeeld door middel van in-app aankopen, advertenties of abonnementsmodellen.
Domein A: Vaardigheden
A2: Communiceren
De kandidaat kan adequaat schriftelijk, mondeling en digitaal in het publieke domein communiceren over informatica gerelateerde onderwerpen.
A8: Ontwerpen en ontwikkelen
De leerling kan in een context mogelijkheden zien voor het inzetten van digitale artefacten, deze mogelijkheden vertalen tot een doelstelling voor ontwerp en ontwikkeling, daarbij technische factoren, omgevingsfactoren en menselijke factoren betrekken, wensen en eisen specificeren en deze op haalbaarheid toetsen, een digitaal artefact ontwerpen, bij het ontwerp van een digitaal artefact keuzes afwegen via onderzoeken en experimenteren, een digitaal artefact implementeren, en de kwaliteit van digitale artefacten evalueren, en deze vaardigheden in samenhang inzetten voor het ontwikkelen van digitale artefacten.
A4: Oriënteren op studie en beroep
De kandidaat kan aangeven op welke wijze informaticakennis in studie en beroep wordt gebruikt en kan mede op basis daarvan de eigen belangstelling voor studies en beroepen onder woorden brengen.
Domein G: Keuzethema algoritmiek, berekenbaarheid en logica
G1: Complexiteit van algoritmen
De kandidaat kan van gegeven algoritmen de complexiteit vergelijken, en kan klassieke ‘moeilijke’ problemen herkennen en benoemen.
G3: De kandidaat kan eigenschappen van digitale artefacten uitdrukken in logische formules.